In situ behoud van ‘archeologie voor de toekomst’
Evaluatie van 248 in situ behouden vindplaatsen uit de twee inventarisaties 2007-2013
Met grote regelmaat komt archeologisch monumentenonderzoek als een nieuwsflits voorbij, want bij opgravingen wordt altijd wel iets nieuws ontdekt. Maar archeologische monumentenzorg is veel meer dan alleen opgraven, wanneer een archeologische vindplaats wordt ontdekt in voorbereiding op bijvoorbeeld een bouwproject of landschappelijke herinrichting wordt eerst onderzocht of die in de bodem kan worden bewaard. Dat is bijvoorbeeld mogelijk omdat de archeologische resten dieper liggen dan de geplande bodemverstoring, of omdat maar een heel klein deel van de vindplaats wordt beschadigd, of omdat het mogelijk is om een geplande grondingreep of gebouw enigszins te verschuiven in het plangebied. Zo’n in de bodem bewaarde vindplaats staat in de archeologische monumentenzorg te boek als behoud in situ. We willen vindplaatsen in situ behouden omdat toekomstige generaties ook de kans moeten krijgen gravend onderzoek te doen naar hun verleden. Tenslotte is archeologie een waanzinnig mooi vak en dat willen we graag doorgeven.
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft verscheidende inventarisaties laten maken de afgelopen jaren hoeveel waardevolle vindplaatsen zijn ontdekt tijdens archeologisch monumentenzorgonderzoek, welk aandeel daarvan is opgegraven en hoeveel in de grond zijn behouden. De twee steekproefsgewijze inventarisaties over de jaren 2007-2011 en 2011-2013 resulteerde in 248 in situ behouden vindplaatsen (deze steekproeven besloegen ca. 50% van het verrichtte inventariserende en waarderende onderzoek in de jaren 2007-2013). Zo waardevol deze 248 in de bodem bewaarde vindplaatsen zijn als kennisbron over ons verleden, zo gecompliceerd is het om ze als een wettelijk beschermd monument ook daadwerkelijk te behouden. Daarom is besloten dat deze vindplaatsen dienen te worden behouden via planologische bescherming. In opdracht van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft Vestigia recentelijk onderzoek verricht naar de effectiviteit van de planologische bescherming van deze 248 vindplaatsen.
Voor planologische bescherming is het noodzakelijk dat een in de bodem behouden vindplaats is afgebeeld en onderdeel is van het desbetreffende bestemmingsplan. Vestigia heeft nagegaan hoeveel van de 248 vindplaatsen als individuele locatie zijn terug te vinden in bestemmingsplannen. En aangezien veel bestemmingsplannen zijn gebaseerd op archeologische gemeentelijke beleidskaarten is ook onderzocht hoeveel van de 248 vindplaatsen daarop zijn weergegeven. Het onderzoek toont aan dat de planologische bescherming van vindplaatsen nu nog niet optimaal is geregeld, aangezien nu pas circa 40% van de vindplaatsen is weergegeven in bestemmingsplannen. Voor de gemeentelijke archeologische beleidskaarten vals die score hoger uit, daarin is bijna 60% van de vindplaatsen opgenomen. Maar zowel voor de bestemmingsplannen als de gemeentelijke archeologische beleidskaarten geldt dat de gehanteerde vrijstellingsgrenzen voor toelaatbare bodemverstoring op deze vindplaatsen zo ruim zijn, dat een aanzienlijk deel van de vindplaatsen kunnen worden aangetast zonder tussenkomst van archeologisch onderzoek. Dat is geen adequate archeologische monumentenzorg. Zoals tevens is geconstateerd dat inmiddels 31 van de 248 vindplaatsen verloren zijn gegaan en nog eens 12 vindplaatsen volledig zijn opgegraven. Deze voorraad van 248 in situ te behouden vindplaatsen als archeologie voor de toekomst is in nog geen 10 jaar tijd al bijna met 20% geslonken.
Deze resultaten en nog veel meer wetenswaardigheden over de omgang met in situ te behouden vindplaatsen, met inbegrip van discussie en aanbevelingen, zijn te lezen in het Vestigia-rapport 2052: In situ behoud van ‘archeologie voor de toekomst’. Evaluatie van 248 in situ te behouden vindplaatsen uit de twee inventarisaties 2007-2013.